dinsdag 18 mei 2010
De schrijver en de schoonmaker
De schoonmaker: Eindelijk is hij overal vanaf, van zijn vrouw, van zijn bedrijf, van zijn geld. Hij zit op zijn landje in de aardewoning die hij voor zijn dochters bouwde. Grijze piekharen warrig op zijn hoofd. Twee honden aan zijn voeten. Het hout voor vandaag is al gekapt. De beesten hebben hun voer gekregen en rijpe tomaten uit de kleine kas lonken als ontbijt. Vandaag is het op de dag af vijftien jaar geleden dat een hartaanval zijn leven redde.
De schrijver: Hij was een krachtige journalist die ervan hield om nieuws te maken. In staat om kabinetten ten val te brengen, behept met dezelfde bravoure en met hetzelfde zwak voor vrouwen als de schoonmaker. Ook hij werd getroffen in zijn hart, twee maal. De eerste inslag was een grote liefde, die hem voor altijd trillend zou laten. De tweede bliksem was haar dood.
###
Twee mannen zitten op een schommelbank voor een glazen pui. De halfronde aardewoning luiert als een warme lome baarmoeder achter hen. Het dak van de woning groeit schuin omhoog uit het omringende weiland. Sedum en gras maken het onzichtbaar vanuit de lucht. Er bovenop, tegen de hoogste rand ligt een zwarte hond te slapen. Een merel zingt zijn avondlied in het oor van de hond, wiens witte neus krult door het vrolijke geluid. Achter het aardschip kwaken kikkers in een poel en vangen muggen. Ook daar zijn honden, ze kauwen op takken.
De mannen zullen begin zestig zijn. Een heeft wilde grijze krullen. Dat is de schrijver. De piekharen van de schoonmaker staan warrig op diens hoofd. Van een afstand kun je zien dat deze mannen een speciaal verbond hebben. Ze spreken met hun harten, zonder woorden, tot elkaar. De schoonmaker draait een shagje, terwijl de schrijver muziek zoekt op zijn i pod. In de schemering is nog net te zien hoe schapen en een ezel zich klaarmaken voor de nacht.
De mannen hebben een lange reis achter de rug, waarvan grote delen samen zijn afgelegd. Het zijn mooie mannen die door vrouwen interessant gevonden worden. Ook door jonge vrouwen. Toen ze zelf nog jong waren, was vrouwenjacht hun lust en leven. Ze wedijverden om de aandacht van elke mooie vrouw en schepten tegen elkaar op over hun overwinningen. Het verhaal was immer kleurrijker en spannender dan de werkelijkheid. Zo probeerden ze indruk op elkaar en op zichzelf te maken. Geld, competitie en vrouwen, daarom draaide het leven van de branieschoppers. Ze pronkten met hun viriliteit als hanen met hun veren. Ze smeten met hun energie alsof ze de zon zelf waren. En ze waren onoverwinnelijk. Tot het ondenkbare gebeurde: hun harten veranderden de spelregels.
De schoonmaker werd letterlijk getroffen. Op de tennisbaan tijdens een bloedhete dag in mei hield zijn hart ermee op. Het wilde niet meer kloppen voor een beroerd huwelijk vol leugens. Het hart van de schoonmaker had genoeg van de statusangst die het opjoeg naar meer, groter en sneller. Het zat verstopt met oppervlakkige veroveringen in sauna’s en op hockeyclubs.
De schrijver zag dat de match gespeeld was. Zo’n overwinning wilde hij niet halen. Terwijl de schoonmaker half uit het raam hing, happend naar lucht, slalomde hij met duizelingwekkende snelheid door de avondspits en bereikte net op tijd het ziekenhuis.
Voor de schoonmaker begon de zoektocht naar het waarachtige in de intensive care aan de hartbewaking.
De jaren des onderscheids vingen eveneens aan voor de schrijver. Het ondenkbare gebeurde opnieuw. Ook zijn hart werd getroffen. Een allesverzengende liefde vernietigde zijn, op het oog goede, huwelijk. Hij belandde in een tweestrijd die hij niet kon winnen. Verantwoordelijkheid en vrijheid vochten in hem. Hij kreeg zware windstoten in zijn arm. Zijn hand begon te trillen. Zijn houding werd stram en zijn hoofd boog voorover naar de slepende voeten. ‘Parkinson’, zei de arts.
Beide hanen verloren hun veren. Nu begon de strijd pas echt. Tussen verbittering en geluk, tussen buigen of breken. Ze verloren elkaar een tijdje uit het oog, de maten, allebei vermoedend dat de ander zijn oude leventje met bravoure voortzette. Maar ze gingen parallelle wegen en zelfonderzoek leidde tot gelijke inzichten.
De schrijver richtte zijn hoofd en onderzocht manieren om zichzelf opnieuw uit te vinden en aan te sturen. Zijn handicap verzachtte zijn competitieve karakter en zijn inlevingsvermogen groeide. Hij ontwikkelde een nieuw zintuig en kon woorden horen die niet gezegd, maar wel bedoeld werden.
De schoonmaker richtte zijn handen. Hij ruimde alle materie weg. Hij wierp de patserigheid als een te klein vel van zijn schouders. Kapte zich uit zijn ongelukkige huwelijk en leerde mediteren. Ook hij ontwikkelde een gevoel voor ongesproken taal.
Toen de vrienden elkaar weer ontmoetten, herkenden ze elkaar aan het hart. De zwartharige liefde van de schrijver werd een maatje van de schoonmaker. Ze vormden gedrieën een pact, geschreven in leem en bezegeld met een geboorte.
Toen de liefde van de schrijver een plotse dood stierf, brak zijn hart en ook in het hart van de schoonmaker ontstond een gat. Ze moesten weer op zoek. Deze reis maken ze samen. Naar het einde van de nacht.
Twee mannen en zes honden, de nakomelingen die de bezegeling van het lemen pact vormen. Ze lopen iedere dag samen door lange bossen, hun honden spelend om hen heen. Ze bespreken filosofie en vooral het leven. Ze worden nagekeken in dorpen.
Soms zien mensen een vrouw met zwarte haren tussen hen lopen. Ze neemt beiden bij de arm en fluit naar de honden. Dan glimlachen de schrijver en de schoonmaker.
maandag 3 mei 2010
Joost Sicking in Maastricht SOOOOOON!
Abonneren op:
Posts (Atom)