woensdag 17 december 2014

De opmaat naar revolutie


Tunis, oktober 2011.

Hichem rijdt iedere dag met zijn taxi op en neer tussen het vliegveld Tunis Carthago en de binnenstad, maar de afgelopen maanden wacht hij vooral. Toeristen blijven weg uit het roerige Maghreb land sinds de Arabische Revolutie hier begon. 

Dictator Ben Ali ontvluchtte Tunesië op 14 januari 2011.


De badplaats leverde al een wereldberoemde Tunesiër en één is genoeg voor een stadje met amper 30.000 inwoners. Zoiets moet er aan ten grondslag hebben gelegen, denkt Hichem. Hoeveel beroemdheden kun je hebben op zo’n aantal? Dertig jaar heerschappij over Tunesië kwam uit Monastir. Habib Bourguiba werd er op 3 augustus 1903 geboren als de jongste van acht kinderen. De grote Bourguiba die de Fransen verjoeg. De president die opkwam voor de rechten van de vrouw en polygamie afschafte. De man die educatie van zijn volk tot een van zijn voornaamste taken rekende, was de groenteverkoper voorgegaan en had zich alle roem toegeëigend die tussen de voegsels van de straatstenen bijeengepakt lag.
Maar hij was ook een opschepper, die Bourguiba, beweerde dat hij een natie had gecreëerd rondom hem, een natie waarvan hijzelf het stralende middelpunt was. Dat was het dubbele. Hij emancipeerde de Tunesiër, maar onderdrukte deze tevens net zo hard. Hichem zijn opa had in een van de gevangenissen van de dictator zijn linkeroog achter moeten laten, op de dag dat hij, Hichem, geboren werd. Een oog voor een kind. Een kind dat zou opgroeien onder een andere dictator. Want ook de machtige Bourguiba werd oud en zwak, een alfahond waarvan de tanden uitvallen en de vacht kale plekken vertoont. Hij werd uit de roedel verjaagd door zijn eigen minister en beoogd opvolger, Zine El Abidine Ben Ali, die ongeduldig was en gulzig ook.

Op 7 november 1987 hadden getrouwen van Ben Ali Habib Bourguiba met zijn rottende vingers in een auto geworpen en hem als de liefdesbrief van een ongewenste aanbidder teruggestuurd naar Monastir. Dat was de eerste keer dat Hichem de beroemdste boreling van zijn woonplaats zag. Hij was drie jaar oud, zich onbewust van de reden van opwinding die door de straten blies en zijn moeder zenuwachtig maakte. Je wist immers wat je had en niet wat je kreeg.
Ben Ali verstootte Bourguiba en nam zijn intrek in diens paleizen waaronder het megalomaan wit ommuurde huis dat neerkijkt op Carthago. Een stille trap achter de carport van de presidentiële hut leidde rechtstreeks naar de archeologische site. Er stonden verkenningstorens opgesteld alsof iemand een levensgroot Stratego bord bespeelde. Een spel dat met grote ernst gespeeld werd. In de torens draaiden bewakers met indrukwekkende automatische geweren, zich groen verdekkend tussen de mediterrane flora, verveeld rond. Hun vizier gericht op te nieuwsgierige toeristen. Borden riepen in verschillende talen: ‘Verboden om deze kant op te fotograferen’. Mocht iemand toch zijn camera trekken, dan togen de lopen gretig omhoog, zichtbaar bereid om roffelend vuur te spuwen. Maar meestal was het rustig. Amerikanen en Europeanen die met bussen aangevoerd werden uit de all inclusive hotels om een dagje cultuur te snuiven, waren allerminst geïnteresseerd in de behuizing van de dictator.   

Ben Ali leefde in het paleis van zijn voorganger zonder lessen te trekken uit de getuigenissen van de ruïnes. Verkruimelde graven, fora en afgebrokkelde residenties die nu werden bewoond door klein ongedierte en insecten, vertelden het verhaal van verval van grote volkeren. Een waarschuwing zou je denken, tegen de hoogmoed van de macht. Ze spraken van de gewelddadige cyclus waar iedere tiran al zo lang als de geschiedenis bestaat, in rond tolt. Stenen getuigenissen van het moment waarop de goden je in de steek laten en je wordt overreden door de karren en paarden van een ander die nog niet aan vraatzucht bezweken is en jong gespierd vol brute vernietigingskracht jouw zetel komt opeisen. 
Maar het roemruchte Carthago diende niet als tempel der vergankelijkheid. De tuinen, graven en gangen waren bezaaid met lampen voor nachtelijke feesten en partijen met Italiaanse en Libische machthebbers. Orgieën die de geschiedenis uitdaagden - kom dan, pak me dan - zodra de toeristen van die dag weer gestrekt aan het zwembad lagen en zoveel aten en dronken als maar kon. Want het was toch al betaald. Alles inbegrepen. Moeders smeerden hun kinderen in met zonnebrand, de rode ruggetjes moesten geholpen worden met het opbouwen van pigment. Tunesische obers en kamermeisjes glimlachten gedienstig naar de volgevreten westerlingen en schonken nogmaals bij. Onderdanig naar toeristen en machthebbers - het verschil was nauwelijks te proeven - legde de Tunesiër zich neer bij het lot.
Zodra de zon onder was, toastten de hotelgasten en waggelden op lokale muziektonen over de dansvloer. In de achtertuin van het presidentiële paleis verzamelde zich de elite van Noord Afrika, Zuid Europa, Rusland en menig verdwaald dictatortje of premiertje met vrouwen en kinderen in de all inclusive ruïnes. Ook hier was alles al betaald, dacht men.

Het was op zo’n feest dat de enige dochter van Muammar Ghadaffi, de wonderschone Aisha, Silvio Berlusconi verleidde tussen het los gespatte mozaïek van de Romeinse gangen. Naar eigen zeggen en reputatie was Silvio een goed minnaar die het woestijnzand uit haar blond geverfde lokken kon schudden, woest als haar vader, erotisch Europees en oppermachtig tot in de hak van zijn gelaarsde land. De kalende Italiaan had haar opa kunnen zijn, maar Muammar zag de voordelen van deze vrijage die de betrekkingen tussen Libië en Italië verder ineensmolt. Zoals een goed vader betaamt, waakte hij ook over de reputatie van zijn dochter. Hij duwde haar in een huwelijk met een neef van weinig karakter. Als je maar getrouwd bent. Gehuwde vrouwen kunnen doen waar ze zin in hebben, zolang ze maar een klein beetje discretie betrachten. En ... kinderen baren.
Aisha was een slimme meid en begreep haar ambigue rol in het spel om de macht dat zich voor vrouwen voornamelijk achter sluiers voltrok. Ze wisselde moeiteloos van moeder naar minnares. Van woestijnroos naar toga. Van diva naar legeraanvoerster. Mocht de situatie toch netelig worden, dan wist ze zich gesteund door de brute kracht van haar achternaam waarvan de lettergrepen wapens, olie en goud spelden.

In 2010 begon het rad te draaien. Geheel onverwacht trof de cyclus van verval als eerste de Ben Ali’s. Hun macht klapte in als een slecht opgezette nomadentent tijdens een zandstorm. Terwijl de Tunesische storm de zelfingenomen presidentiële familie verjoeg, bracht Aisha in huize Ghadaffi haar neef van weinig karakter de positieve uitslag van een zwangerschapstest. Hun vierde kind was op komst. Ze wees gracieus het glas champagne dat hij haar aanbood af. ‘Aanstaande moeders drinken niet,’ zei ze met een ondeugende lach, er zeker van dat hij haar de komende zeven maanden ongemoeid zou laten.

(Er gaan geruchten dat het kleine meisje dat op 30 augustus 2011 vlak over de grens met Algerije geboren werd, op de vlucht voor Libische rebellen en NATO bommen, een Berlusconi is. De jongste kleindochter van de Libische dictator zou zijn verwekt tijdens een van de laatste bunga-bunga orgieën der tirannen, toen de wereld nog vol goud en olie was en Aisha nog blond en overmoedig overspelig.)

De glimlach waarmee Aisha haar echtgenoot van weinig karakter zeven maanden het huwelijkse bed ontzegde, toonde geen spoor van besef. De eerste steen die van de berg rolde, vormde de aanzet tot een aanzwellende lawine die ook Aisha zou meesleuren. De geschiedenis was voornemens haar een loer te draaien, zoals ze dat pleegt te doen met dictators. De cirkel van geweld voltooide zich 23 jaar nadat Zine El Abidine Ben Ali de macht had gegrepen allereerst in het onbeduidende Tunesië.

Toen Hichem zestien was, stierf Habib Bourguiba eenzaam in zijn paleislijke kooi. Zomaar in het millennium jaar. De afgebladderde dictator werd met veel hypocriet vertoon bijgezet in het mausoleum waar zijn ouders en vrouw al op hem lagen te wachten. Een staatsbegrafenis! Nu kwamen ze wel uit Tunis, en ook uit vele andere landen. In Monastir vonden ze dat wel logisch. Want, hoe je ook over Bourguiba denkt, hij heeft vijftig jaar geschiedenis geschreven in de steppen van zijn geboorteland. Bovendien had de oude versleten man tijdens zijn gevangenschap aan populariteit gewonnen. In vergelijking met Ben Ali was hij een goed vader voor zijn onderdanen geweest.

‘Daarom’, denkt Hichem, ‘kan er niet nog een bij uit Monastir, nog een die de wereld verandert’. Hichem trekt met zijn linkeroog, zijn gevoelige oog volgens zijn moeder. Het oog dat zijn grootvader verloor op de dag dat hij geboren werd. Altijd als hij aan Abdesslem denkt, trekt zijn linkeroog en projecteert beelden aan de binnenkant van zijn hoofd. Beelden van zijn jeugdvriend die met zijn broek op de enkels door het voetbalstadion van Monastir rent. De lokale politie, die gewoontegetrouw uit veiligheidsoverwegingen de broekriemen van alle supporters innam, verbaasd achter zich latend. Abdesslem Trimech speelde meer dan eens de dorpsgek van het toeristische badplaatsje.

Tot die ene fatale dag, toen Hichem en hij net hun 26e verjaardag hadden gevierd. Na het jaarlijkse verjaardagsfeestje met zijn jeugdvriend stond Abdesslem op woensdag drie maart weer vroeg op. Hij ging groenten en fruit inkopen om deze vervolgens te verkopen in de straten van Monastir. Het was een mooie voorjaarsdag, zo’n 20 graden. Ab trok de zware kar met waren en weegschaal vrolijk door het plaatsje. Hij was altijd vrolijk. Toen hij voorbij het paleis dat zolang de gevangenis van Bourguiba was geweest liep, salueerde hij naar de geest van de overleden dictator. Met zijn andere hand kneep hij de neus dicht alsof hij de rottende vingers van de heerser kon ruiken. Jongetjes lachten naar hem en probeerden een sinaasappel te stelen van zijn kar. Alles was zoals altijd op mooie dagen, niets waarschuwde. Hij zag de agenten pas toen ze bij hem stopten. ‘Vergunning’. ‘Heb ik niet, dat weet je toch?’ De man keek grimmig. ‘Dan moet je betalen.’ ‘Dat kan niet. Ik heb nog niets verkocht.’ De agent stak zijn hand uit naar de weegschaal. ‘Nee,’ zei Abdesslem, ‘die heb ik nodig om te kunnen verkopen.’ ‘Je hebt geen vergunning. Je mag niet verkopen.’ ‘Hoe moeten we dan eten?’ ‘Een grote mond, Sidi?’ De agent die hem spottend met ‘meneer’ aan had gesproken, sloeg de kleine groenteverkoper aan de kant. Toen pakte hij de hele kar mee. Bij Abdesslem draaide iets door. Hij keek naar boven, recht in de zon en daarna zag hij alleen nog maar witte stippen die steeds sneller rondtolden en rood werden. Met een waas voor zijn ogen strompelde hij over het trottoir. Hij begon te schreeuwen. Strompelen werd lopen, lopen werd rennen, versneld vallen eigenlijk waarbij de benen steeds net op tijd de romp inhaalden en opvingen. Abdesslem rende tot hij bij de gouverneur was. Bonkte op de deur. ‘Mij is onrecht aangedaan. Ik heb niet eens een vergunning nodig. Geef me mijn kar terug.’ Zoals altijd in het Tunesië van Ben Ali, werd er niet naar hem geluisterd. De draaiende rode punten werden bloeddruppels. Hij zag niets meer zoals hij het daarvoor zag. Niets voelde meer zoals voorheen. De humor waarmee hij zich altijd wapende bleef uit. Er kwam geen grap, zoals anders. Alleen maar wanhoop over zijn leven. Zesentwintig was hij geworden, gisteren. En hij had niets, geen bezittingen, geen vrouw, geen toekomst. ‘Ik had hem kunnen stoppen,’ denkt Hichem. ‘Ik had er moeten zijn.’ 

Maar Hichem zat in de louage terug naar Tunis. En dus was er niemand die Ab tegen hield toen hij de brandstof over zijn kleren goot en dreigend met een aansteker terug liep naar de gouverneur. Hij dreigde niet alleen. Hij deed het. Abdesslem koosde met zijn duim over de kartelige cilinder van de aansteker. Drie maal. Toen zette hij kracht. De duim belandde op het kleine platform dat het gasreservoir opende. Het was maar een minuscuul vlammetje dat aan de hemdsmouw likte. Maar die vlam groeide snel en gulzig toen ze de lekkernij proefde waarmee Abdesslem zich had overgoten. Binnen een mum van tijd bedekte ze hem helemaal. En vrat hem op. 

Op zijn begrafenis waren 50.000 mensen. Er braken relletjes uit. Maar de media berichtten er niet over. Abdesslem werd vergeten. Het zou negen maanden en 14 dagen duren eer een andere Tunesische groenteverkoper van 26 jaar de Arabische Revolutie zou ontketenen. Mohammed Bouazizi uit Sidi Bouzid overkwam en deed hetzelfde. Nu waren er wel camera's. Dat was het grote verschil.

#

Hichem is ontsproten aan een toetsenbord, en helemaal fictief. Hij gelooft wat hij denkt, maar hij kent de hooggeplaatsten zoals Bourguiba, Aisha Ghaddafi en Ben Ali natuurlijk niet persoonlijk. Hichem is maar een kleine taxichauffeur. 
Abdesslem Trimech stak zichzelf in brand in Monastir nadat lokale autoriteiten hem een keer teveel gepakt hadden. Een drama waar nauwelijks aandacht aan is geschonken. Dit in tegenstelling tot de zelfverbranding van Mohammed Bouazizi die later in hetzelfde jaar de Arabische Revolutie zou ontketenen. 

Bovenstaande tekst is uit Asfour, roman over macht, revolutie, liefde en vrijheid, die in 2015 uitkomt.

###

vrijdag 17 oktober 2014

In de schaduw van de liefde

Voor Riet van Empel - van Erven, oma, moeder en vrouw, die op zondag 12 oktober vlak na middernacht haar laatste adem uitblies. Ze heeft een lang en liefdevol leven geleid. Haar portret staat op de cover van de roman 'Wat de Hel!', daar ben ik nog steeds trots op.
Interpretación Espanol par Lisa van Empel.


Jan & Riet onder de kersenboom



In de schaduw van de liefde
(Frank & Caro)

in de schaduw
van de liefde
leef ik
zonder jou

diep in mij
zit jij
je sterrenlichaam
vloeibaar
stromend als mijn bloed
je lach krult
om mijn lippen
nog voel ik je hand

in de schaduw
van de liefde
dwaal ik
door
mistige stegen
diep in mij
zit jij
in mijn hart
bewoon je kamers
in mijn adem
zucht je mee
je schuilt
achter mijn oor
hebt je genesteld
op mijn vlies

in de schaduw
van de liefde
zit ik
diep in jou
mezelf
lerend
leven

En la sombra del Amor
(Interpretación Lisa van Empel)

en la sombra
del amor
vivo
sin tí

dentro de mí
estás tú
tu cuerpo de estrellas
líquido
fluyendo como mi sangre
tu sonrisa
en mis labios
todavía siento tu mano

en la sombra
del amor
estoy divagando en calles nubolosos
dentro de mí
estás tú
en mi corazón
vives en los cuartos
en mi aliento
suspiras conmigo
te escondes
detrás de mi oreja
te has anidado adentro de mi mente

en la sombra
del amor
estoy dentro de tí
yo mismo
aprendiendo
viviendo

12.10.2014

dinsdag 12 augustus 2014

Een heel Kleine buurt















Huis onverkoopbaar vanwege buren!
Zodra je de straat in rijdt, weet je het: hier woont Ons Soort Mensen. Hier moet je bijpassen. 
Je wilt een huis kopen van 500.000,-. Je kunt dat ook. Maar helaas, je bent zwart, Moslim, je bent homo, of je bent op een andere manier anders dan de buren, kun je hier dan lekker wonen? Alle vibes gillen Nee!
Dus wat doe je, je draait om. Je koopt dit prachtige huis niet. 
De buurt is te beklemmend, te normatief en te homogeen. Geen zuurstof. 

Bron: Roddel & Achterklap

De Borgmansen in de Pastoor van Delftstraat zijn uitermate content met zichzelf en ook ingenomen met elkaar. Het is een fijn buurtje, zo tezamen. Ze heten allemaal Harry, Frans of soortgelijk, wat regelmatig tot milde humor leidt. Ze delen de krant en af en toe drinken ze een goed glas wijn met elkaar. Ja, ze hebben het goed zo saampjes. En alles zou pais en vree zijn, als er niet een etterende puist onder het putdeksel zou liggen.

De pusbult verspreidt het parfum van verraad en vergiftigt de hele straat. Het verraad is meer dan tien jaar geleden gepleegd door iemand die ze beschouwden als een van hen. Hij stapte uit de linie, en wel op de meest gruwelijk denkbare manier: hij ging ervandoor met een buurvrouw. 
De verontwaardiging was niet van de lucht. Alle Borgmansen schaarden zich rondom de verlaten echtgenote en lieten niet na haar verdriet te benadrukken.  
Ondertussen vertelden ze elkaar ranzige details over de liefdesaffaire. 

Dit allemaal is lang geleden, tien, twaalf, misschien wel dertien jaar terug. Maar de keurige buurt heeft er een trauma aan overgehouden en bovendien was het imago geschonden.

Het zou misschien vergeven en vergeten zijn als de man, die uit de gelederen was gestapt, meteen boter bij de vis had geëist van zijn ex-echtgenote. Maar hij had zulks niet gedaan. Om haar pijn te verzachten liet hij het huwelijk op papier voortduren; zij kon blijven wonen in de fijne straat. Overigens op zijn kosten. 
Op een dag besloot zij alsnog haar heil elders te zoeken. Zo ongeveer op het moment dat zij de deur definitief achter zich dichttrok, stortte de huizenmarkt in. Het huis stond leeg, verpauperde en werd een doorn in het rozige straatbeeld. Er moest wat gebeuren.

De Overloper deed vervolgens weer iets dat de fijne buurt ontzette. Hij gaf het huis, geheel gratis en voor niks, aan een groepje Afrikaanse jongeren. Behalve dat ze zwart en jong waren, was er nog iets goed mis met deze club, het waren asielzoekers! 
Toen kwam er pas echt stank uit het putdeksel. Op de housewarming die de jongens en meisjes voor de Borgmansen organiseerden, kwam een deel niet opdagen. De reden: vreemdelingenangst en haat. Zo bleek uit niet mis te verstane bewoordingen. Degenen die wel kwamen, deden dat allemaal tegelijk zodat ze steun bij elkaar konden vinden. Want, je weet maar nooit... 
Gelukkig viel het mee. Het waren best aardige kinderen. Ze serveerden cola, wijn en bier en hadden een gerecht uit hun land van herkomst gekookt voor de nieuwe buren. Ze waren netjes en beleefd. Dit veroorzaakte een schisma. Harde woorden, scheldpartijen en beschuldigingen van discriminatie leidden ertoe dat Harries en Fransen elkaar op straat negeerden.

Maar goed, uiteindelijk zijn ze wel allemaal Borgmans en lijken ze op elkaar. Tegen de tijd dat de Afrikaanse jongeren hun weg vonden en het huis niet meer nodig hadden, waren de onderlinge relaties weer wat hersteld. Het enige probleem was de stank, die nog steeds uit het putdeksel opsteeg. Geen nieuwkomer die zich daar wilde vestigen. Het huis bleef onverkoopbaar. De Borgmansen vonden dat 'lekker net goed'. 

Ondertussen kreeg de Vijand het inderdaad wel benauwd. Hoeveel jaren kun je dubbele lasten opbrengen? Vooral omdat nog een paar buren besloot niet langer in Borgmans wijk te willen wonen. Ook zij zetten hun huizen te koop. Tussen de overtollig geparkeerde auto's - een gemiddelde Borgmans bezit er drie - kwam een serie Te Koop borden te staan. Een sterkere waarschuwing aan eventuele nieuwkomers is ondenkbaar.

De Borgmansen zagen dat anders. Zij zijn heus tolerant, mits de ander zich aanpast. Hun verontwaardiging was dan ook groot toen de gezamenlijke Vijand opnieuw een aanslag pleegde op de waarde van hun huizen. Hij ging verhuren! Aan studenten! Weliswaar niet zwart en met Nederlands paspoort, maar toch: Het zijn mensen die hier niet thuishoren! Decibelmeters werden op iPads geïnstalleerd, een gratis applicatie die mooi van pas komt als je naast een paar jongeren woont en bewijzen van overlast wilt verzamelen. Ze draaien namelijk muziek waar Borgmansen niet van houden. 

Trouwens, die Overloper moest nu eindelijk eens een lesje geleerd worden. Ze hadden er schoon genoeg van. De emmer was overvol! Het gaat hier om Goede Manieren en Fatsoen. Fatsoen moet je doen en de definitie ervan staat in de deuren van de Borgmansen gebeiteld, vlak onder hun naamplaatje. 
‘Zie je die vuilniszakken daar staan? Wat een bende.’ ‘Niets van zeggen. Gewoon laten oplopen, dan bellen we volgende week de milieupolitie. Een flinke boete kunnen ze krijgen. Dat zal ze leren!’ 
Een van hen kon het niet laten, het werd hem allemaal te veel. Hij belde de Vijand schreeuwend op. Die zat te trillen aan de telefoon, niet uit angst of woede, maar omdat hij ongeneeslijk ziek was en zojuist een slecht nieuws gesprek met zijn arts had gevoerd. Daar hebben de Borgmansen echter niets mee te maken. Dat zeiden ze dan ook. Letterlijk. Het is onfatsoenlijk om ziek te zijn. 

De Borgmansen besteedden hun dagen nu aan het verzamelen van belastend materiaal over de Vijand.
Ze vonden iets heel ergs, ze vonden een Leugen, ja met hoofdletter. Want de Vijand had gezegd een vergunning tot verhuur te hebben. Dat bleek een definitiekwestie. Kamerverhuur werd gedoogd, niet vergund. Want als er een vergunning zou komen, dan zou kamerverhuur tot in de lengte der dagen mogelijk zijn. Dat wilde de gemeente nu ook weer niet. 

Kortom, de Borgmansen hadden beet, dachten ze. Hij, de man die gedaan had wat zij zelf niet durfden - hij had namelijk zijn hart gevolgd – Hij moest er aan. 

De karaktermoord werd zorgvuldig voorbereid. Terwijl de ene Borgmans de vijand afleidde en veinsde de dialoog aan te gaan, stak de ander hem een mes in de rug. Want: Barbertje moet hangen.


Saignant detail is dat de Borgmansen huisarts, psycholoog/mediator, leraar, manager, vader en zoon zijn.

Observatie: De echte crisis is een sociale crisis

Afbeelding: Barend van Hoek, potlood op papier, 2012. Uit Allemaal Winnen, naar een andere wereld. Auteur: Frank van Empel. Uitgave: Studio nonfiXe.


###

zondag 23 maart 2014

Gesprek met een lezer over JES! Towards a Joint Effort Society



Lezer: Ik mis samenhang tussen de verschillende ideeën. Volgens mij is dat niet hetzelfde als een schema of orde, maar het aangeven van de (mogelijke) verbanden tussen verschillende aspecten of krachten. Hoezeer de werkelijkheid aan elkaar hangt van de toevalligheden, toch is het zo dat de ene gebeurtenis de andere uitlokt en die weer een andere. En daar spelen naar mijn mening toch krachten die niet zomaar willekeurig zijn.

Antwoord: JES! Towards a Joint Effort Society is een soort doos van Pandora met ideeën, waaruit een beeld kan oprijzen 'hoe te veranderen'. We hebben nadrukkelijk geen vaste methode willen geven, geen recepten met absolute ingrediënten. Voor ons zit de kracht van Ecolutie juist in het dynamische, soms bijna ongrijpbare, van het begrip. Ecolutie verandert per tijd en plaats, per persoon en groep. Steeds met als doel een Joint Effort Society, maar ook die meandert met de mensen die een dergelijke samenleving vormgeven.

Het boek is geconstrueerd als een soort rizoom - hoewel een dergelijke vorm vecht met de volgtijdelijkheid van woorden - om dezelfde reden, zoveel mogelijk dynamiek, zo min mogelijk dogma's. Het systeem is chaos.

We hebben geprobeerd om neo-conservatieve mythes - zoals over migratie - nogmaals te doorbreken en paradigma's te veranderen door via verhalen andere werkelijkheden te laten zien en een inkijk te geven in systemen. 

JES! is niet geschreven om 1 waarheid te verkondigen, maar om aan te zetten tot denken en tot het voeren van een dialoog. Vandaar ook de oproep aan de lezer om mee te doen, mee te denken en samen uit te vinden in wat voor soort wereld we willen leven en hoe we daar kunnen geraken. Om, zodra dat doel bereikt is, opnieuw deconstructie te plegen en naar een hoger plateau te reiken. 

Lezer: Hoe zien jullie de in- en aangeboren competitviteit van mensen in een coöperatieve samenleving? Het is niet mijn bedoeling om hier een antwoord te krijgen, het is wel een bedenking die samenhangt met wat men weet over de menselijke existentie met haar instinctieve hang naar status (waarmee competitie onlosmakelijk verbonden is).

Antwoord: Goede vraag, daar worstelen we inderdaad mee, al staan in JES! wel voorbeelden uit de (sociale) psychologie van Morton Deutsch, Cialdini en Kahneman, evenals het experiment met apen en kinderen waaruit bleek dat de kinderen zich onderscheidden en meer succes behaalden door hun vermogen tot samenwerken. Menselijke gemeenschappen zijn gebaseerd op wederkerigheid, zodat je weet dat, wanneer je iets geeft, je niet iets verliest.

En, zelfs Adam Smith schreef over empathie, hetgeen van de mens meer maakt dan een status en rijkdom vergarend dier. Al blijkt steeds dat checks & balances nodig zijn om zelfbeheersing aan te wakkeren.
Dit kan doorgetrokken worden naar de 'game-generatie' waarover Jane McGonical zo gepassioneerd vertelt (§ Push the Right Button) 

In onze eigen omgeving zien we hoe met name de jeugd tussen 18 en 28 in staat is om een hoger belang te herkennen en op basis daarvan samenwerking verkiest boven competitie. Die jongeren zijn ook minder geïnteresseerd in status en rijkdom dan degenen voor hen (onze generatie). Ze zijn zich veel meer bewust van ecologische kosten en de impact die die hebben op het bestaan. Dit alles neemt niet weg dat je zo'n observatie niet kunt extrapoleren naar anderen, andere gemeenschappen, gebieden en tijden.

Competitie an sich is niet ongezond en kan tot nieuwe dingen en ontwikkelingen leiden. Pas zodra het leidt tot ondermeer uitputting van natuurlijke hulpbronnen en extreme inkomensverschillen, oorlogen, uitbuiting en extreme armoede, gaat het mis. Niet zo'n beetje ook. Dat zien we dagelijks om ons heen. Onze economie is op competitie gericht en ontaard in het zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten. Met als gevolg dat hebzucht beloond wordt met status, macht en materiële perqs. 

Dan kom ik op dit moment toch uit op ecolutie om een oplossing te vinden. Die oplossing zit in individueel en institutioneel gedrag, in de manier waarop besluiten worden genomen, in de technologieën die we toepassen en de wijze waarop we onze instituten inrichten. Alle drie de oplossingsclusters dus. Wanneer een gemeenschap gezamenlijk bepaalt (besluitvorming) dat zij kiest voor samenwerking, is dat het concept waarnaar ze zich richt in alle drie de clusters. Dan ontstaat een cultuur van samenwerking (Society tells you what you want, Erich Fromm) en iedere ontwikkeling wordt getoetst aan de bijdrage die deze levert aan het samenwerken. 

Steeds meer mensen zijn op zoek naar nieuwe manieren om samen te werken, middels coöperaties die gebruikers en producenten verenigen, zoals energie-coöperaties. Tegelijkertijd is kennis zo'n beetje gratis voor wie toegang tot Internet heeft, juist omdat dit bestaat bij de gratie van delen - samen weet je meer.
De 3D-printer maakt het bovendien mogelijk om een ding (gereedschap, onderdeel, wat dan ook) te maken op de plek waar je het nodig hebt. De relatie tussen herkomst en bestemming wordt hersteld door urban farming en varkenshuizen in binnensteden. Dit zijn allemaal ontwikkelingen die van onder op, door mensen met mensen, groeien. 

De technologie maakt het mede mogelijk (Internet, 3D printer enz) en individuen gedragen zich coöperatief. Langzaam verandert zo ook de besluitvorming in de richting van een directe democratie. Dit zal ook gevolgen hebben voor de organisatie van arbeid, voor het onderwijs, voor de fysieke inrichting van gebieden enzovoort.
Maar er zijn ook tegenkrachten, die bijvoorbeeld het Internet censureren en berichtgeving naar hun hand zetten. Het risico van een cyberwar, die een hele samenleving ontwricht, neemt toe. Welke stroming (competitie of coöperatie) uiteindelijk de overhand krijgt, is moeilijk voorspelbaar. Je kunt slechts dansen met systemen, zoals Donella Meadows al zei, en vervolgens iedere keer opnieuw zelf, samen met anderen, onderzoeken of we op weg zijn naar de samenleving die we wensen. Door iedere handeling verandert de context en daarmee alles. Vandaar dat de begrippen context, content en concept zo prominent in JES! aanwezig zijn. De Ecolutie matrix kan helpen ontwikkelingen te begrijpen.

###