dinsdag 26 oktober 2010

Optocht van kinderen met hun huisdieren


Ik kom op een weg die is afgezet voor een optocht van kinderen met hun huisdieren. De kinderen hebben hun huisdieren mooi gemaakt. De vachten van veel beesten zijn beschilderd. Een oranje gespoten Boxer met blauwe poten trekt een klein meisje vooruit, in de richting van een Jack Russell in tutu die de hele tijd naar zijn balletpakje hapt tot afschuw van de kleine eigenaresse. Zijn tiara schudde hij een paar meter geleden al af. De Boxer schijnt de Jack te willen helpen, want hij gromt en bijt in de roze stof alsof het een suikerspin is en rukt de tutu van het kleine macholijf. Jack weet nog niet of hij de actie kan waarderen, maar gromt vast vriendelijk zijn tanden bloot en hapt in de poten van de Boxer. Blauwe verf kleeft aan zijn lippen.

De hele stoet komt tot stilstand, ijverige vrouwen proberen de vechtende honden uit elkaar te trekken, kinderen gillen en een jongetje met rood haar staat met zijn konijn met strik om de oren gefascineerd toe te kijken, vlak bij mij. Het konijn, verstijfd in de afgesloten mand, hoopt dat ze niet gezien wordt door de kijvende honden. Politie te paard. Hoefslag op het asfalt. De manhaftige agent - vader van een kind dat achteraan in de stoet loopt met haar papegaai die steeds dezelfde regel van Shakespeare herhaalt (‘The world is a stage / Life is a play / dress up..’) blijft hangen als een gekraste dvd in een stoffige speler en opnieuw begint - springt op Zorro-wijze van zijn rijdier en schopt de honden met zijn metalen schoenneuzen uit elkaar. Een haak in het oor van ballerina Jack waar ongelooflijk veel bloed uitstroomt, maakt de scene kompleet. Het paard van de agent heeft er genoeg van en zet het op een lopen. Het galoppeert recht op de roodharige jongen met het bange konijn naast mij af.

Wat kon ik anders doen? Ik spring voor de jongen, mijn armen en benen gespreid, de grote ruin trotserend alsof ik dapper ben. In werkelijkheid dacht ik gewoon niet na. Misschien besloot ik in een nanoseconde dat het leven van die jongen meer waard was dan het mijne, meer toekomst bood dan het mijne. Ik weet het niet. maar ik sta daar als een wrakende engel wakend voor het kind, groter te lijken dan ik ben en de pijn in mijn verstuikte enkel voel ik niet meer.

De ruin stopt. Hij staat ineens stil, centimeters van me vandaan. Met trillende hoeven. Schuim op zijn bek. Iedereen wordt stil, overweldigend stil. Dan springt de agent naar zijn rijdier en pakt het bij de teugel. De toeschouwers vatten dat op als een teken en beginnen als één man te juichen. Een vrouw omhelst me in tranen. Haar haren rood. Zij is de moeder. Ik ben een held. Iedereen wil met me praten, me aanraken, me complimenteren. ‘Hoe heet je?’ ‘Waar woon je?’ ‘Hoe kan ik je ooit bedanken?’ De uitbundige aandacht maakt me schuw. Ik zoek naar een plek om weg te duiken, maar de mensen hebben zich om me heen verzameld en ik kan nergens heen. De moeder van het jongentje heeft het in de gaten. ‘Hush, hush mensen, geef haar een beetje lucht.’ Ze neemt me bij de arm, haar zoon onder de oksel. Zo verlaten we de groep. Eer ik het in de gaten heb, zit ik bij haar in de auto.

Het konijn beweegt al die tijd niet. Ik ook nauwelijks. Schuin kijk ik naar de vrouw achter het stuur. Ik wou maar dat ze stopte en me liet gaan. De jongen op de achterbank buigt naar voren en tikt op mijn schouder. ‘Jeremy, ik heet Jeremy,’ zegt hij. ‘En dit is Chingachcook, Chinga voor vrienden.’ Hij wijst naar het konijn. ‘Dank je wel voor daarnet,’ zegt hij nog en lacht verlegen. Hij gaat weer met zijn rug tegen de leuning zitten. Dan bedenkt hij zich en richt zich opnieuw tot mij. ‘Chinga wil graag weten hoe je heet. Ik ook wel.’ Ik draai mijn hoofd om en kijk hem aan. ‘Ik ben Samya.’

###

Geen opmerkingen:

Een reactie posten